Het neemt drie dingen om kleur-onze ogen te zien, aansteekt, en voorwerp-en alle drie zijn veranderlijk.
Veranderingen in het menselijke oog: De genetica, het kleurengeheugen, de oogmoeheid, de kleurenblindheid, en de medicijnen zijn enkel enkele variabelen die onze capaciteit om tussen kleurenverschillen beïnvloeden onderscheid te maken. Plus, hebben wij allen een beetje van een verschil in de kleuren gezien, die tot een spleet tussen exploitanten en verschuivingen leidden.
Veranderingen in het type van licht: Het licht heeft het grootste effect op de kleuren die wij hebben gezien. Het zichtbare die spectrum, ook als de regenboog (RGBIV) wordt bekend, bevat licht met golflengten rond 400 tot 700 nanometers en in drie primaire kleuren opgesplitst: rood, groen, en blauw. Elk type van licht, zoals gloeiend, fluorescent, en daglicht, heeft een verschillende combinatie golflengten en zendt daarom een verschillend type van licht uit.
Weerspiegeling van een voorwerp: Het voorwerp zelf heeft geen kleur. Hun eigenschappen bepalen welke golflengten van licht worden geabsorbeerd en welke worden weerspiegeld. Het is een mengsel van weerspiegeld licht die onze ogen ingaan, die ons waarneming van kleur geven. Wanneer het type van lichte veranderingen, zoals tussen fluorescente die lampen in een fabriek en daglicht, de hoeveelheid licht door voorwerpen wordt weerspiegeld -- en de resulterende kleur -- ook veranderingen.